10. Bedrijfsvoering
Het doelmatig faciliteren en adviseren van het bestuur en de provinciale organisatie en het uitvoeren van controltaken om provinciale doelstellingen te bereiken.
Inleiding
Social Return on Investment
Social Return On Investment (SROI) is een instrument om maatschappelijke waarde te creëren via inkoop. SROI krijgt vorm door kansen te bieden aan mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt. Via sociale besteksvoorwaarden bij aanbestedingen worden deze kansen verzilverd, uiteraard in goed overleg met opdrachtnemers. Via SROI leveren we een bijdrage aan de invulling van het Coalitieakkoord.
In 2015 is het beleid rond SROI aangepast. In 2016 heeft verdere borging van het beleid plaatsgevonden doordat met de Regionale Werkbedrijven (RWB’s) afspraken zijn gemaakt in het kader van de uitvoering van SROI-taken. De provincie blijft zelf verantwoordelijk voor SROI-opname in de uitvragen en contracten en kan voor advies terecht bij de experts van de RWB’s. Opdrachtnemers worden door de RWB’s bijgestaan bij het invullen van hun SROI –verplichtingen. De door de opdrachtnemer te realiseren verplichting wordt ingevuld met behulp van de landelijk veelal gehanteerde bouwblokkenmethodiek, waarbij de inzet van mensen uit achterstandsdoelgroepen wordt gekoppeld aan de waarde die zij hebben in de sociale infrastructuur. De opdrachtnemer kan zelf kiezen uit (een mix van) maatregelen om zodoende de meest passende inzet van mensen te realiseren.
De positieve tendens van SROI opname in contracten zet zich voort. In 2016 is vastgesteld dat in 75% van de contracten SROI is geregistreerd, waarbij in 96% van de gevallen SROI wordt uitgenut. Van de lopende contracten, gestart voor of in 2016, is in circa 60% van de contracten een SROI verplichting opgenomen. De contracten waarin geen SROI is opgenomen zijn nog van voor de invoering van het SROI beleid, of lenen zich niet voor SROI vanwege een te beperkte omzet. In 2016 is verder overleg gestart met de gemeente Zwolle en de gemeente Kampen, in het kader van de gemeenschappelijke regeling SSC ONS, om de toepassing en uitvoering van SROI te uniformeren. Deze uniforme afspraken zullen hun weerslag vinden in een gezamenlijk inkoopbeleid.
Aanpak agressie en geweld
Sinds februari 2014 heeft de provincie de beschikking over een protocol voor de aanpak van agressie en geweld. Medewerkers en bestuurders hebben met enige regelmaat te maken met incidenten, van verbale uitingen van ongenoegen, bedreigingen of intimidatie tot fysiek geweld.
Over de periode 2014 t/m 2016 zijn er 17 meldingen gedaan. In 5 gevallen is ook aangifte gedaan van verbale agressie, fysiek geweld of ernstige dreiging daarmee. De overige 12 meldingen betroffen alleen verbale agressie in de vorm van beledigen tot schelden, tieren en vloeken.
Van de 17 meldingen waren er 3 afkomstig van een bestuurder: 1x CdK en 2x lid PS.
Conform de afspraken van het protocol is als reactie op het incident 6x een brief uitgegaan; is 5x een ordegesprek gevoerd, en is 1x doorzending geweest naar de gemeente Zwolle. In 5 gevallen is er niet gereageerd: 1x was de dader niet bekend; 3x teveel tijd verloren, en 1x is het niet duidelijk geworden.
Integriteit
Jaarlijkse wordt intern een check op de kwetsbare functies uitgevoerd. In 2015/2016 is dit door een externe partij, Bureau Integriteit BV te Amersfoort (Bureau BING) uitgevoerd. Het rapport is op 26 febr 2016 door de directie vastgesteld. In zijn algemeenheid geldt hoe hoger in de organisatie, hoe groter de kans op integriteitrisico’s. De adviezen wegen zwaarder, er is meer financiële zeggenschap, de informatie ligt gevoeliger, en er is op een hoger niveau contact met personen of instanties buiten de eigen organisatie.
In 2016 zijn de richtlijnen voor het actief zijn op social media aangepast naar anno nu. Op 1 juli trad de nieuwe wet Huis voor Klokkenluiders in werking, waarna ook onze Regeling voor het melden van een vermoeden van misstand daarop is aangepast. Tegelijkertijd is de nieuwe Gedragscode voor de medewerkers vastgesteld. Vastgesteld zijn ook de regelingen voor het Melden van nevenactiviteiten en het Melden van financiele belangen. Beide regelingen richten zich op de ambtelijke organisatie. Voor de bestuurders is dit bij wet al geregeld. Van hen worden ook alle nevenwerkzaamheden gepubliceerd. Voor medewerkers geldt dat vanaf schaal 14 publicatie plaatsvindt, naar functie, niet op naam van betrokkenen.
De beide vertrouwenspersonen voor het melden van vermoedens omtrent integriteitschendingen, hebben 10 gesprekken gevoerd waarbij het onderwerp ‘breder’ was dan een (vermoeden van een) integriteitschending. Het is niet altijd helder waar de scheiding ligt tussen ‘schending van ’ en een beginnend arbeidsconflict.
De beide vertrouwenspersonen voor ongewenst gedrag hebben 5 gesprekken gevoerd in 2016 waarbij sprake was van ongewenst gedrag en aan 2 oude zaken, een vervolg gegeven. De gesprekken hebben vooral in het teken gestaan van een luisterend oor bieden en de melder steun en instrumenten aan te reiken om zijn/haar melding zelf op te lossen. Daarnaast is in de organisatie de nodige aandacht besteed aan pesten op de werkvloer.
Doelmatigheid
In het Overijssels systeem van control worden drie interne niveaus van control onderscheiden. Management en medewerkers zijn, als eerste lijns control, in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de sturing, het beheersen van risico’s en het naleven van wet- en regelgeving. Binnen de eenheden en projecten (of door andere eenheden op facilitaire basis) wordt voorzien in de tweede lijns control. Het team concerncontrol ziet als derde lijns control toe op de borging van rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid in processen op systeemniveau. Accountant en Rekenkamer completeren als vierde lijn van control het systeem van Control.
In 2016 is een aantal onderzoeken in gang gezet en afgerond. Deze onderzoeken richten zich soms op een individueel dossier, soms op concernniveau of systeemniveau. Op basis van deze onderzoeken wordt een oordeel gevormd over de doelmatigheid en doeltreffendheid van gevoerde processen en kunnen verbeteringen worden doorgevoerd. Een onderzoek naar de naleving van het beleid rondom misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) is in 2016 opgestart in het kader van het artikel 217a van de Provinciewet, dat voorschrijft dat Gedeputeerde Staten periodiek onderzoek verrichten naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hen gevoerde bestuur. Met dit onderzoek, dat in het voorjaar van 2017 zal zijn afgerond, kunnen we zien in hoeverre we invulling geven aan de opgestelde maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan en in hoeverre ons beleid nog actueel is.
Rechtmatigheid
Jaarlijks wordt de rechtmatigheid van de door de provincie bestede middelen gecontroleerd. Dit wordt gedaan aan de hand van een geactualiseerd normenkader rechtmatigheid, dat door uw Staten met de Monitor Overijssel 2016-I is vastgesteld (PS /2016/421). Dit normenkader bevat naast de goedkeuring en raporteringstoleranties ook een overzicht van relevante interne en externe (landelijke- en Europese) regelgeving die van toepassing is op het financiële beheer c.q. het verrichten van beheershandelingen met financiële gevolgen.
Het plan voor de verbijzonderde interne controle (VIC) is in 2016 geactualiseerd en is verder vorm gegeven aan de doorontwikkeling van de verbijzonderde interne controlefunctie. In 2016 zijn de controles op sommige processen eerder en meer lopende het jaar uitgevoerd. Hiermee is gedurende het jaar eerder controlezekerheid verkregen. In afstemming met de accountant zijn voor 2016 de volgende processen geselecteerd die object zijn van de VIC:
- Betalingsverkeer
- Begrotingswijzigingen
- Memoriaal
- Subsidies
- Personeel en salarissen
- Treasury
- Inkoop en aanbesteding
- Aan- en verkoop grond
De resultaten voortkomende uit de VIC geven informatie over in hoeverre de provincie Overijssel beheersing heeft over de gecontroleerde processen, oftewel voor deze processen ‘compliant’ is. De verbijzonderde interne controle heeft voor 2016 in relatie tot het gehanteerde normenkader geen materiële fouten aan het licht gebracht. Rechtmatigheidsfouten uit voorgaande jaren hebben in 2016 nog wel doorgewerkt maar blijven in totaal onder de norm van 1% van de lastenomvang.
